zwart op wit

agenda

Dit verhaaltje was oorspronkelijk gepost op 11 oktober 2010

Uitgerekend op de dag (nacht eigenlijk) van aankomst bleek dat ons dak gerenoveerd werd. Om 8 uur ‘s morgens, ik was nog doodop van de reis, werd ik gewekt door een vreselijk kabaal van werklui op klompen die massaal, pal boven mijn hoofd, Riverdance deden. En die takke-herrie zou minstens nog een week duren! Hoeveel mazzel kun je hebben.
Maar goed, inmmiddels heb ik alle verloren slaap weer ingehaald. Niet meer moe dus, gewoon lui als altijd.

De eerst keer boodschappen doen was ook al niet zo’n succes. Dat lag helemaal aan mijzelf aangezien ik zo dom was geen jas aan te trekken – niet meer gewend he. Lientje ging bij AH naar binnen en ik ging wandelen met Max en, boy, wat had ik het koud! Voor de zekerheid heb ik nu een extra jas in de auto liggen. Mij foppen ze niet meer.
Anyway, toen ik dus kou stond te lijden, wachtend op Lientje voor de AH, kwam ik een oude Kampong-vriend tegen, Hans, die ik een jaar of 6 niet meer had gezien. Een grappige gewaarwording trouwens, oude bekenden tegenkomen, dat overkwam mij niet zo vaak in Spanje, of beter gezegd, helemaal niet.

“Hee Sjoerd, hoe is ‘ie? Ben je terug?”
“Nee, je praat nu tegen een astrale projectie, ikzelf zit nog aan het strand in Javea.”
“Duh. Ik bedoel, blijf je hier?”
“Ja, voorlopig wel.”
“Dat zel wel wennen zijn dan, of niet?”
“Mwah, een beetje. Ik vind het wel druk hier. En koud. Maar ook wel erg gezellig.”
“En je vriendin, hoe heet ze ook alweer?”
“Marijke.”
“O ja, Marijke, zijn jullie nog bij elkaar?”
“Sukkel, Marijke was 10 jaar geleden. Ze heet Caroline. Jij zegt ook maar wat he.”
“Ja, eh, dan moet je maar niet zo lang wegblijven.”

Terwijl wij aan het kletsen zijn, bedenk ik dat hij eigenlijk wel gelijk heeft. Zes jaar is best lang alhoewel het voor mijn gevoel helemaal niet zo lang heeft geduurd. Ik had het ook al opgemerkt bij ons in de straat, al die kleine kinderen van 6 jaar geleden zijn nu pubers met scooters en make-up. De meesten herken ik dan ook niet. Zij mij wel, en dat is knap irritant:
‘Hoi Sjoerd!’
‘Hee, eh.., hallo.’

“We moeten een keertje afspreken, zegt mijn Kampong-vriend.”
“Een keertje?, vraag ik.”
“Ja, gezellig.”
“Vast, maar wat bedoel je met: een keertje afspreken.”
“Nou, gewoon, een afspraak maken.”
“Okee, doe maar.”
“Nee, kan niet.”
“Hoezo, nee kan niet.”
“Ik heb m’n agenda niet bij me.”
“Teeeering! Een agenda!”
“Ja Sjoerd, zo werkt dat tegenwoordig.”
“Nee, Hans, zo werkt dat dus niet, dat blijkt wel.”
“Nog niks veranderd he, die Sjoerd, maar ik bel je vananvond nog wel even.”
“Okee.”
Bibberend van de kou, mijn handen voelen aan of ze bevroren zijn, loop ik weg. Ik kan ook wel in de auto op Lientje wachten, vind ik, lekker met de verwarming op hoog.

‘s Avonds, we zitten knus op de bank een film te kijken, doet mijn mobieltje z’n deuntje, ik pak ‘m op en zeg, geheel op de Spaanse automatische piloot: “Dígame?”
“Eh, Sjoerd? Met Hans.”
“Hens!,” roep ik enthousiast.
“Hoi. Kun jij vrijdag 29 oktober?”
“29 oktober?,” vraag ik onzeker, “de hoeveelste is het vandaag dan?”
“Vandaag is het de 4e.”
“Fuck me sideways!,” reageer ik lichtelijk ontstemd, “Dat is nog 4 weken weg!”
“Iets meer dan 3 weken ja,” corrigeert hij mij.
“Whatever.” Koortsachtig probeer ik mij een kalender voor te stellen. Het is vandaag dus maandag en Hens wil a.s. vrijdag afspreken, maar dan 3 weken later. Ik heb grote moeite om mij daar iets bij voor te stellen. Zover weg nog.
Ik heb geen agenda. Nooit gehad ook. Okee, voor m’n werk wel, maar niet eentje om mijn vrienden in te stoppen. Het is dus, voor mij, schier onmogelijk om iets te plannen dat verder weg is dan, pak ‘m beet, 1 week. Sterker nog, ik vertik het gewoon. Vroeger al, toen ik nog thuis woonde, nodigde ik mijn vrienden uit met een simpel zinnetje: ‘Kom maar langs wanneer je zin hebt.’ Klaar. En dat werkte. Ook later, wonend in mijn eigen huis, ben ik dat blijven doen. Slechts een enkele keer werkt dat niet zo goed, bijvoorbeeld die ene keer dat een oude vriendin en een nieuwe vriendin van mij – zij kenden elkaar al wel overigens – precies op hetzelfde tijdstip bij mij langskwamen om te gaan lunchen. Ik had toen, daar zal ik niet omheen draaien, gewoon ietsje beter moeten opletten, tactisch gezien. Het werd een vrij korte lunch trouwens, maar dat terzijde.

“Weet je wat we doen Hans,” zeg ik, “kom maar gewoon een keertje langs, zie maar wanneer je zin hebt.” Heel even blijft het stil aan de andere kant van de telefoon, vaag op de achtergrond hoor ik het waarschuwende en indringende piep-geluid van een achteruitrijdende vrachtwagen.
“Ja maar,” begint Hans en ik hoor de twijfel in zijn stem, “dan moet ik toch een datum weten.”
“Huh? Hoezo? Weet je niet wanneer je zin hebt?”
Nu blijft het nog langer stil. Hoor ik daar geblader in een agenda?
“Hans?”
“Nou, okee.” Vriend Hans klinkt al iets gedecideerder. “Wat dacht je van volgende week zondag?”
“Ik vind het geweldig, gewoon doen!”
“Of misschien is maandag beter?”
Ik moet zuchten en weet niet of ik nou boos moet worden of juist verdrietig.
“Hans,” zeg ik, “kies zorgvuldig jongen, want je moet NU beslissen wanneer je zin hebt.”
Gaat die sukkel ook zuchten! “Pfff, moeilijk. Zullen we het dan maar op de 29e houden?”
Ik heb nog steeds grote moeite met die ver-weg-datum. “Zal ik anders gewoon een keertje bij jou langskomen dan?”
“Eh, wanneer dan?”
“Geen idee, wanneer ik zin heb?”
“Nou, ik heb wel veel afspraken anders, kun je dan niet eerst even bellen?’
“Eerst even bellen? Hoe dan? Zodra ik van huis ga?”
“Nee, een paar dagen van tevoren of zo?”
Gelukkig zit ik al, anders was ik mogelijk omgevallen. Ik denk dat ik hem nu moet redden: “Hens, never mind, we spreken wel bij mij af, ik zie je de 29e. Leuk!”
“Ja, de 29e.” Hij klinkt erg opgelucht. Alles past weer.
Ik ben ook een beetje opgelucht, blij dat hij een gaatje heeft weten te vinden om even te leven.
“Keedan,” besluit ik het gesprek, “zie je over iets meer dan 3 weken.”
“Eh.., Sjoerd?”
“Ja Hens, wat is er?”
“Om hoe laat?”

Oud Indisch spreekwoord zegt: ‘Wie een hek om zijn huis bouwt, krijgt weinig bezoek.’

 

Zwart op wit