Dit verhaaltje was oorspronkelijk gepost op 22 september 2010
Het is weer een mooie dag en ik heb zin om nergens aan te denken. Is vaak moeilijk met een kop vol alsmaar draaiende tandwieltjes, hefboompjes en hendeltjes, maar als ik mijn best doe, lukt het wel. De beste plek is dan, voor mij althans, buiten. Gewoon ergens in de tuin, maakt niet uit waar. Liefst in de schaduw maar ook dat hoeft niet per se. Ik ga naast een boom zitten, een oude, donkerbruine boom met veel groen eraan, het type weet ik even niet. Zittend naast de boom focus ik dan op een detail, een wandelend beestje bijvoorbeeld. Hoef je nooit lang naar te zoeken.
‘Kijk,’ daar loopt er al eentje op een half uit de grond stekende boomwortel.
‘Een kevertje,’ denk ik in eerste instantie, maar ik besluit dat het een mini-tor is. Hij is op weg naar boven, de boom in, misschien op zoek naar lunch. Na een metertje rennen, met veel onnodig bochtenwerk, komt hij een takje tegen, ‘daar wil ik naar toe,’ lijkt hij te denken en eenmaal op het takje, vol met uitsteeksels, aangekomen, wil hij naar het eind. Torretje klautert zich een ongeluk, moeizaam worstelt hij zich naar het uiteinde van het heen en weer zwaaiende takje. Aan het eind aangekomen blijft hij even roerloos staan. Alleen zijn minuscule voelsprietjes zijn nog in beweging. “Uithijgen zeker.” veronderstel ik. Hij heeft al een rood hoofd van het rennen. Of zou dat zo horen? Af en toe valt er een een straaltje zonlicht op zijn rug, het licht dan, als een knipperlichtje, eventjes op, fel groen-blauw.
‘O, wacht, hij gaat weer verder nu.’ Langzaam maar zeker klimt ‘ie over het uiteinde van het takje heen en begint, ondersteboven hangend, aan de terugreis. Een minuutje later is hij weer terug bij af, op de boomstam. Uithijgen hoeft kennelijk niet want zonder haperen vervolgt hij z’n weg naar boven. En daar is weer een takje. Hetzelfde ritueel herhaalt zich: takje moet verkend worden, hup, aan het eind rechtsomkeert en terug naar de boomstam. Dan slaat de twijfel toe. Eerst een stukje naar boven. Nee, toch maar niet. Stukje naar beneden dan. Even parkeren en in de nadenk-stand. Torretje draait een paar korte rondjes en gaat, er is duidelijk een besluit genomen, in een rechte lijn en zonder dralen naar beneden. Geen enkel takje kan hem nog boeien en dan staat hij op de grond. En in het gras.
“Pak je rust, jongen,” adviseer ik hem, maar hij luistert niet.
De eerste grasspriet wordt beklommen. Ik weet al waar dat toe leidt: takjes-ritueel. Torretje lijkt dat niet te weten. Of misschien interesseert hem dat niet. Hoe dan ook, het pad van torretje is letterlijk bezaaid met grassprietjes en dus wordt er veel en ijverig geklommen. Hij gaat meer omhoog dan vooruit.
“Jij bent voor het donker niet thuis, makker,” zeg ik hardop.
“Wie is er niet thuis?,” vraagt Lientje. Zij loopt op mij af met een grote tuinsproeier die over haar hand lekt. De lange, gele tuinslang trekt zij als een weerspannig reptiel achter zich aan.
“Torretje,” zeg ik. “Dat torretje daar is voor het donker niet thuis.”
“Huh?,” doet Lien.
Ik leg het haar uit: “Ik zit ruim een half uur naar dat beestje te kijken en hij is al met al niet meer dan 30 centimeter vooruit gekomen.”
Lien schudt haar hoofd en kijkt mij aan met een meewarige blik, zij is duidelijk niet geïnteresseerd in mijn torretje. “Ik ga sproeien,” zegt ze alleen maar.
“Neehee,” roep ik verontwaardigd, “dan verdrinkt ‘ie!”
“Als het regent, gaan ze toch ook niet dood,” probeert ze mij gerust te stellen.
“Wel,” zeg ik koppig, “dan liggen ze allemaal op hun ruggetje in een grote druppel. Morsdood”
“Doe toch niet zo raar!”
Zolang als Lientje mij kent, weet ze niet beter dan dat ik altijd beestjes moet redden. Zie ik er eentje ergens in huis, in een kansloze positie, dan pak ik hem op en zet ‘m buiten neer, veilig op een blaadje, of in een grote bloembak. Ook enge spinnenkoppen red ik, zelfs, zoals vanochtend vroeg, een halfverzopen mot die de kracht niet meer had om nog langer te watertrappelen in de drinkbak van Max. Zo’n natte mot overigens is niet echt gebaat bij het droogmaken met behulp van een föhn, dat doe ik dus ook nooit weer. Maar goed, ik ben een redder dus, een heuse dierenvriend. En het is ook nog goed voor mijn Karma-card. Twee vliegen in een klap dus. Al is dat laatste eigenlijk weer niet zo goed.
Eerlijkheidshalve moet ik er wel bij vertellen dat ik een uitzondering maak voor muggen. Die red ik beslist niet, hoe benard hun positie ook is. Ik help ze wel. Zo vaak ik kan. Naar een andere wereld. (‘Kriek-krieng,’ hoor ik in gedachten de kassa al rinkelen, ‘puntenaftrek van de Karma-card voor die meneer daar in het gras.’)
Maar goed, ik was gebleven bij mijn kleine vriendje. Ik besluit hem op te pakken en naar een plek te brengen die de moordlustige sproeier van Lien niet kan bereiken. Torretje vindt zichzelf even later terug in een bamboestruik. ‘Wohohoooo,’ hoor ik hem denken, ‘dat ging lekker snel.’ Nu maar hopen dat zijn huisje niet in sproeiland staat.
Afgeleid door hinderlijke vriendin, is mijn non-denk moment voorbij. Het eerste dat mij te binnen schiet, is een vergelijking, torretje doet mij denken aan een hardnekkige eigenschap van veel mensen: vreselijk druk bezig zijn, maar geen meter opschieten. Maar, mensen, in tegenstelling tot torretje, kunnen vaak wel zien waar ze mee bezig zijn. En of het zinloos is of niet. Maar dat schijnt velen er niet van te weerhouden om toch het zelfde pad te blijven volgen. Hoe moeizaam en zinloos ook. De vraag is dan voor de hand liggend: waarom doen ze dat? Waarom niet om obstakels heen lopen? Waarom per se er op en erover? Of eigenlijk alleen maar botsen, want er op en erover lukt vaak niet eens.
“Master, I have a question.”
“Tell me, little Grasshopper.”
“Every time I do training fight with Li-Han, he wins.”
“How come?”
“Well, his kung fu is not better than mine, but you know Li-Han, he is taller and bigger than me.”
“So, why do you fight him? Why not choose someone else to train with?”
“I don’t want to, Master.”
“Why not?”
“Because if I can beat him I can be proud of myself.”
“And how do you feel every time you lose?”
“Frustrated. Angry. Sad.”
“Ah, Grasshopper, is it not true that you are telling me that how you feel depends on the choices you make.”
“…Yes?”
“Then, choose wisely, my little friend.”
Oud Indisch spreekwoord zegt: ‘Als het rotsblok niet opzij gaat, kun je er maar beter omheen lopen.’