Dit verhaaltje was oorspronkelijk gepost op 10 september 2010
Voorwoord
Allereerst en wederom dank voor alle comments die jullie geschreven hebben n.a.v. mijn vorige stukje. Eén ding is wel duidelijk: wij zijn met velen!
Zo, en nu weer aan het werk want…
… ook ik moet eraan geloven: spullen inpakken voor de verhuizing. Ik scheur een grote vuilniszak van de rol en voel plotseling een ernstige behoefte aan een kopje koffie met sigaret.
‘Niet uitstellen Sjoerd,’ vermaan ik mijzelf, ‘inpakken jij.’
Om te voorkomen dat ik als een kip zonder kop door het huis ga rennen, besluit ik een plan te bedenken. En daar moet dan echt koffie bij.
‘Waar heb ik de grootste zooi? En wat moet per se mee omdat ik het in Nederland niet kan kopen?’
In mijn computerkamer/studio heb ik de meeste spullen dus ik besluit daar te beginnen. Met grote tegenzin klim ik de trap op en loop mijn kamertje binnen. ‘Wat een bende,’ denk ik. Uiteraard heb ik veel spullen waar ik echt geen afstand van wil doen. Ook heb ik veel laat-ik-het-maar-bewaren-want-misschien-komt-het-ooit-nog-van-pas dingetjes. Dat laatste wordt overigens steeds gekker naarmate ik ouder wordt. Bijvoorbeeld een bosje touw, dat móet ik bewaren want altijd handig, ik kan er vast wel iets mee fixen. En kijk, daar ligt een bakje met tweedehands satestokjes, kan ik best nog goed gebruiken, voor iets. Ook een stekkertje waarvan ik op dit moment werkelijk geen idee heb waar dat dan in zou moeten, kan later heel waardevol blijken. Maar nu, met een nog lege vuilniszak in mijn hand en en verhuizing aanstaande, zie ik mijn spullen alleen nog maar als ballast.
Mijn gedachten dwalen af terwijl ik, kijkend naar een speelgoedbootje, besluiteloos voor een rek vol met prullaria sta. Mijn hoofd is al ergens anders. Ik zit op de naya en drink een biertje. Het is er nogal druk want ik vier mijn verjaardag. Een bonte verzameling van vrienden zit om mij heen. Rechts van mij zit Silwie, een Française, zij is getrouwd met een Nederlandse vriend en oud-collega van mij. Tegenover mij zit Muriel, een meisje uit Belgie, getrouwd met een losbol uit Engeland. Die losbol heet overigens Daniel en komt oorspronkelijk uit Zuid Afrika (‘Ke-naaaako!’).
Veel gesprekken verlopen chaotisch en hilarisch tegelijkertijd. Dat verergert naarmate de uren verstrijken en de drankvoorraad slinkt. Met Danny-Boy kun je uitsluitend Engels praten, met Silwie kan het in drie talen, maar wel moeizaam want een fles J&B Scotch Whisky is deze avond haar beste vriend. Ook ik raak inmiddels een beetje de weg kwijt, hoor ik mezelf nou Spaans praten tegen Lientje? Een meisje naast mij frunnikt aan mijn schouder en brabbelt wat in mijn oor. ‘Wie is dat? O, wacht, die ken ik,’ het is Multiple-Joyce uit Rotterdam. Zij woont nog niet zo lang in Spanje en is naarstig op zoek naar een vriend. Soms iets te naarstig. ‘Wegwezen daar, loeder!,’ zie ik mijn vriendin denken.
Ik besluit dat we moeten gaan snacken en loop naar de keuken om wat klaar te maken. Het worden Hollandse snacks en een kwartiertje later zet ik een grote schaal met bitterballen op tafel.
“Snack time!,” roept Lientje blij en pakt een bitterbal die, zo merkt zij even later, eigenlijk nog ietsje te heet is om hem in 1 keer naar binnen te werken. Danny-Boy kijkt verwonderd naar de schaal, hij kent die typisch Hollandse snack niet en vraagt wat het is.
“Bitter balls,” vertaalt Muliple-Joyce hulpvaardig. Danny-Boy schiet onbedaarlijk in de lach.
“Bitter balls, bitter balls,” herhaalt hij hortend en stotend, “so what’s next, sweet dicks?”
Vanuit mijn ooghoek zie ik een halve bitterbal als een kapotte kanonskogel door de naya vliegen, ik kijk opzij en zie Joyce verschrikt een hand voor haar mond slaan. “Oeh,” doet ze hinnekend. Ik was het wel van plan, maar ik vertik het om nu nog frikandellen op tafel te zetten.
“I’ve got a present for you,” zegt mijn Engelse vriend ineens. Hij haalt een pakje uit de tas van zijn vrouw en schuift het onhandig over de volle tafel naar mij toe.
‘Zonde,’ constateer ik afwezig wanneer een halfvol bierglas daarbij sneuvelt. Ik scheur de natte verpakking van mijn kadootje en druk mijzelf op het hart om vooral niet iets onaardigs te zeggen als ik het stom vind.
“Ooh, wow, you got me a… submarine?” Ik vermoed dat ik zojuist een spelletje heb uitgepakt. Op de voorkant van de doos staat een plaatje van een onderzeeër.
“It’s a game,” bevestigt Danny-Boy mijn vermoeden.
‘Kan best leuk zijn, Sjoerd,’ zeg ik tegen mezelf, alhoewel mijn voorkeur uitgaat naar games als Left4Dead, Doom en Call of Duty. Ik peuter de doos open en mijn mond valt bijna open van verbazing, er zit, afgezien van veel plastic meuk, geen dvd in. “What the fuck is this?!,” vraag ik aan niemand in het bijzonder.
Danny-Boy komt uit zijn stoel en pakt de doos van mij af: “Come here you idiot.’ Hij maakt een plek vrij op tafel en begint de inhoud van de doos uit te stallen en in elkaar te zetten. Uiteindelijk staan er twee plastic rekjes met aan een kant gaatjes er in. Ik zie ook twee zakjes met plastic bootjes op steeltjes.
“There!,” roept Danny-Boy triomfantelijk, “See?”
Ik zie niks. Ja, die rekjes wel, maar geen dvd, en vraag: “But, where’s my game?”
“This IS the game, you silly!”
“Je trekt aan mijn been!,” veronderstel ik luidkeels.
“No, seriously Sjoerd, this is Da Game!”
“Okay, okay,” begin ik, nauwelijks mijn verontwaardiging te boven, “turn it on!”
“What do you mean, turn it on?”
“Show me what it does!”
“It doesn’t do anything, you moron, you’ve got to do it yourself.”
“I don’t get it.”
Danny-Boy zucht en kijkt mij aan alsof ik een klein kind ben dat zijn veters niet gestrikt krijgt. “See these boats?,” vraagt hij wijzend naar de twee zakjes.
“Yeah?,” antwoord ik aarzelend.
“Well, these go in there.”
“I have to stick those boats in a plastic rack?”
“You got it!”
“And then what?”
“Then the other person you’re playing with has to guess where your boats are!”
“Why?”
“Because that’s the game!”
“O, of course, and what happens if they got it right?”
“Then you have to say ‘Ka-boom’ and you lost your boat. It’s fun!”
“Right.”
Ik ben weer terug in mijn kamertje, starend naar mijn bootje. Het is van blik en kan echt varen, gekocht op de Pasar Malam in Den Haag bij een kraampje waar ze veel van die bootjes in een grote bak met water rondjes laten dobberen. De mijne werkt op stoom en ik ben er helemaal gek mee. Bootje verdwijnt als eerste in de grote verhuiszak.
“Schiet ‘t al op?,” hoor ik Lientje beneden roepen.
“Nee mop, niet echt.”
Ze komt naar boven gelopen en vraagt: “Zal ik helpen dan?”
“Nee, niet alles hoeft mee, sommige dingen kunnen weg.
“Nou, zal ik dat dan doen?,” biedt Lientje aan.
“Ja maar jij weet niet wat er weg kan en wat niet.”
Ze kijkt even om zich heen en pakt een gebroken liniaaltje van mijn bureau: “Dit kan wel weg, toch?”
Aarzelend stem ik daarmee in, alhoewel hij nog heel goed bruikbaar is voor slechts korte lijntjes.
Ze pakt mijn bosje met touwtjes. “En dit ook wel,” vindt ze.
Mijn hoofd schudt van niet.
“Wat?,” vraagt Lien.
“Dat kan ik nog gebruiken,” sputter ik tegen.
“Jeeezus, Sjoerd, kom op!”
“Okee, gooi maar weg,” kreun ik. Angstig volg ik haar speurende blik.
“En wat moet je met die sate-stokjes, en hier, een halve usb-kabel, en dit stekkertje?”
“Lien,” zeg ik, “laat maar, ik doe het toch maar liever zelf.”
Zuchtend gaat ze weer naar beneden. “We gaan over twee weken al weg hoor!,” hoor ik haar nog mompelen. Dan valt mijn oog op een kunstig versierd bekertje uit Ecuador, gekregen van een Zuid-Amerikaanse vriendin. Mijn gedachten dwalen weer af…
Oud Indisch spreekwoord zegt: “Wie veel denkt, doet weinig.”